Gregory Zalcman over FLOW

Gregory Zalcman, de Belgische producent van FLOW

“Een wereld zonder mensen, maar we weten niet waar ze heen zijn”

 

Een Oscar voor FLOW is in november 2024 nog een verre, vage droom. Gregory Zalcman van het Brusselse productiehuis Take Five maakt er al grapjes over wanneer hij op Filem’On de film komt voorstellen, waaraan zijn team heeft meegewerkt. Maar even later begint FLOW aan zijn triomftocht langs de bioscopen en zowat overal ter wereld groeit het verhaal van de kleine kat uit tot de ‘animatie sensatie’ van het jaar. 

 

Een wereld die door de mensen verlaten lijkt, wordt door een enorme vloedgolf overspoeld. Een kleine zwarte kat vlucht aan boord van een bootje, waar hij weldra gezelschap krijgt: ook een hond, een capybara, een grote vogel en een meerkat komen aan boord. Vijf verschoppelingen beginnen aan hun tocht over de eindeloze watervlakte, langs fascinerende verdronken landschappen. Onderweg moeten ze samenwerken om te overleven…

 

Gregory Zalcman: Dream Well Studio uit Letland is de hoofdproducent, met Sacrebleu Productions (Frankrijk) en Take Five (België) als co-producenten. Nadat we samen met Sacrebleu SIROCCO EN HET KONINKRIJK VAN DE WIND hadden gedaan, vroegen ze ons mee aan boord. Ik bekeek Gints Zilbalodis’ debuutfilm AWAY, las het projectdossier en was meteen overtuigd. Dit was zo innoverend en bijzonder! En het klikte tussen de producenten; we zaten op dezelfde lijn. We hadden een budget van €3,5 miljoen. De kosten in Letland liggen vrij laag, maar voor een animatiefilm van deze omvang blijft dit sowieso een mirakel.

 

Wat trok je zo aan bij die eerste kennismaking?

Zalcman: De beelden zijn altijd mijn eerste criterium. Ik bekeek de animatic en daar zat alles al in: het hele verhaal werd uitgerold en zelfs zonder geluid kon ik me een perfect beeld vormen van de wereld waarin het zich afspeelde.

 

Een heel bizarre wereld. Waar zijn wij beland? 

Zalcman: Overal en nergens. Je denkt wel dingen te herkennen – een Cambodjaanse tempel, een berglandschap in China… – maar er is geen concrete locatie. Iedereen kan voor zichzelf die wereld invullen. De mix van Oosterse en Westerse cultuurelementen maakt het universeel en tijdloos.

 

Maar ook ietwat onheilspellend, niet?

Zalcman: De dreiging van het water is voelbaar en maakt de dieren angstig. Maar na een poosje wordt het water rustig en neemt de natuur haar plaats weer in. Water heeft het leven voortgebracht. Het is paradoxaal om te zeggen dat de natuur een bedreiging is, want alles wat leeft, maakt deel uit van de natuur. Het is de mens die de grootste bedreiging vormt.

 

Vertelt FLOW een ecologisch verhaal? 

Zalcman: Je kan FLOW een ecologische fabel noemen, die kinderen vermoedelijk op een gevoelsmatig niveau zullen begrijpen. Dit is een wereld zonder mensen, maar we weten niet waar ze heen zijn. Zijn er nog mensen? Zijn ze gevlucht naar een andere plek? Heeft hun wanbeleid deze zondvloed veroorzaakt? Zijn ze gestorven in een pandemie? De film spoort je aan om je verbeelding te gebruiken, want kant-en-klare antwoorden krijg je niet. 

 

Hoe werd het werk onder de partners verdeeld?

Zalcman: Met Take Five verzorgden wij de volledige bruitage en mixage. De Franse sound designer Gurwal Coïc-Gallas lijstte op wat hij nodig had en dat werd vanuit de bruitage studio aangeleverd. De mixing was ontzettend belangrijk. Omdat FLOW geen dialogen bevat, was de intensiteit van het geluid heel bepalend.

 

En de animatie?

Zalcman: Het project werd ontwikkeld in Letland en de animatie gebeurde gedeeltelijk in Frankrijk en België. Léo Silly Pélissier was de Franse hoofdanimator en Pierre Mousquet was onze Belgische supervisor, die een team van zes animatoren aanstuurde en hun werk corrigeerde. Tenslotte moest regisseur Gints Zilbalodis zijn goedkeuring geven. Het was een eenvoudige workflow. Met Take Five leverden we ongeveer 20% van de animatie – dat is dus zo’n 15 minuten.

 

Hoe verliep die samenwerking met Gints Zilbalodis?

Zalcman: In zijn vorige projecten werkte Gints doorgaans helemaal alleen – zo is hij het gewend. FLOW was de eerste film waarvoor hij moest leren om het project te delen met een hele crew, maar zijn samenwerking met de producenten en animatoren verliep enorm prettig. Hij was heel empathisch en luisterde oprecht naar de feedback van het team; mensen waren bereid om extra hun best te doen voor hem. Hij vroeg veel van ons, maar luisterde ook oprecht naar het team. Bovendien hadden we aldoor veel geluk met de productie. Ik kon het moeilijk geloven – mijn ervaring is: vroeg of laat loopt er altijd iets mis, dus er hangt ons nog een enorme ramp boven het hoofd. Niet dus! We bleven binnen het budget en binnen de timing. Dat bewijst dat je voor een film niet altijd hoeft te lijden. Onze medewerkers voelden zich goed en veilig en in deze sfeer konden ze gewoon hun werk doen en genieten.

 

Jullie werkten voornamelijk aan de personages en hun bewegingen. Nog nooit zag ik een getekende kat op zo’n waarheidsgetrouwe manier bewegen!

Zalcman: Het moest er volledig ‘naturalistisch’ uitzien. De dieren gaan nooit praten of bewegen als mensen. Dat soort antropomorfismen hebben we vermeden. Sommige van onze animatoren waren goed in het tekenen van katten, anderen hadden meer voeling met de capibara of de vogels… Iedereen kon zijn eigen sterktes uitspelen. We gingen een dag in de dierentuin capibara’s observeren en je vindt eindeloos veel kattenvideo’s online. De head of animation had een kort handboek samengesteld met richtlijnen, bv. de ogen van de kat bewegen op die manier, de staart moet altijd zo gebruikt worden,… Als het gaat om animeren, geldt de regel: hoe meer poten, hoe moeilijker de animatie.

 

Op een bepaald moment krijgen de dieren toch menselijke trekjes: ze besturen een boot, ze laden een picknickmand in,…

Zalcman: Die vrijheid hadden we nodig om ons verhaal te vertellen. Maar zelfs in die situaties blijven de dieren op een naturalistische manier bewegen.

 

Wat bedoel je met die term ‘naturalistisch’?

Zalcman: FLOW is geen realistische film – sommige situaties in de film kunnen zich in de werkelijkheid niet voordoen – maar de dieren bewegen wel op een natuurlijke manier. We streefden niet naar een fotorealistisch design dat de dieren exact weergeeft, zoals in de werkelijkheid. Dat was een budgettaire, maar ook een artistieke keuze. Gints beweert: hoe meer realistisch de designs, hoe sneller het beeld veroudert. Dat merk je zelfs aan Pixar of Disney films van 10 jaar geleden. Bij ons zijn het water en de decors heel realistisch, maar onze personages lijken wel met de hand geschilderd. Hoe minder we ons verliezen in details, hoe makkelijker we op een directe manier voeling krijgen met hun emoties. We gaan regelrecht naar het hart van de personages. 

 

Wat mij uitdagend leek, is dat dieren van een staat van totale rust meteen overgaan naar een staat van 100% hyperactiviteit en hyperalertheid. 

Zalcman: Dat bepaalt mee het tempo van de film. Geanimeerde blockbusters in de bioscoop willen kinderen overdonderen met entertainment. Een permanent hoog tempo vol explosieve actie en continue dialogen, verdooft het publiek. Bij ons wordt het ritme regelmatig vertraagd tot een bijna contemplatieve sfeer, maar nooit eentonig, want we willen de aandacht van het publiek niet verliezen.

 

Zonder dialoog wordt het ritme ook bepaald door de camerabewegingen.

Zalcman: Die camerabewegingen vind ik de grootste kracht van Gints. Zoiets zag ik nog maar zelden in een animatiefilm. De camera op ooghoogte van de dieren heeft een heel immersief effect – je wordt meegesleurd in de actie – maar dan schakelt hij plots over op een breed shot dat ruimte geeft om te ademen. Dat alterneren van standpunten is bij hem pure acrobatie. En tot op het laatste moment bleef hij de colour grading perfectioneren om het contrast tussen de donkere en lichte kanten van het verhaal te versterken.

 

Animatoren hebben doorgaans een hekel aan water, of op z’n minst aan het animeren van water. 

Zalcman: Wij zijn trots op het resultaat, dat niet moet onderdoen voor een topfilm met een budget van $80 miljoen. Onze kwaliteit is vergelijkbaar. Het animeren van water is een technische zaak, met mathematische berekeningen. Maar aangepaste plug-ins zijn tegenwoordig breed toegankelijk en dankzij AI, real-time rendering en gaming technologie zal dat in de toekomst nog verder evolueren. Maar techniek is niet alles; je hebt ook de juiste mensen nodig.

 

Ook in het geluid werd geïnvesteerd, of meer nog… in de afwezigheid ervan.

Zalcman: In de mixage wordt beslist wat we verhogen of verminderen. In ons geval was het vaak: verminderen. Het oor heeft nood aan variatie, en we waren niet bang van de stilte. Tot op de laatste dag bleven we in de mixage bepaalde elementen verminderen. Want door minder te geven, gaat het publiek vaak zelf meer voelen.

 

Kan je raden welke scène het publiek het meeste angst aanjaagt in de vertoningen die ik tot  nu toe meemaakte?

Zalcman: De scène waarin de vogels de vleugel van hun soortgenoot breken? Die kwam vaak ter sprake in discussies over de geschikte leeftijd van het doelpubliek. Maar de scène zit niet zomaar in de film om te shockeren; ze maakt volwaardig deel uit van het verhaal. De centrale vraag in de film is: wat is mijn plaats als individu ten opzichte van de groep, de maatschappij? Iedereen wil tot op zekere hoogte bij een groep horen en daarvoor moet je soms moeite doen of bepaalde standpunten opgeven. De vogel wordt uit de groep verstoten, maar de kat – die van nature een onafhankelijk dier is – begrijpt dat hij moet ingaan tegen zijn natuur en samenwerken met anderen om te overleven. 

 

Kan je iets vertellen over het profiel van Take Five?

Zalcman: Het bedrijf bestaat zo’n 15 jaar. Aanvankelijk waren we vooral bezig met kortfilms en documentaires. Toen stelde regisseur Sacha Feiner voor om zijn project LAST DOOR SOUTH in animatie te doen. Animatie is gewoon een andere techniek om een verhaal te vertellen. Of het de meest geschikte techniek is, dat is vaak een kwestie van gevoel. Die eerste animatiefilm werd een succes, en nadien volgden er steeds nieuwe projecten. We hebben films geproduceerd van Bruno Tondeur en Hannah Letaïf, van Anca Damian en Benoit Chieux. Onze lange animatiefilm SIROCCO EN HET KONINKRIJK VAN DE WIND was een mooie ervaring, en met FLOW spelen we opeens een niveau hoger; er komen steeds grotere projecten aankloppen. Wacht maar tot FLOW de Oscar wint!

 

Gert Hermans