Categorie: Nieuws

filem’on scriptlab

Oproep Filem’On Scriptlab NL

Scenario’s in ontwikkeling

Schrijf jij verhalen voor een jong publiek? Wil jij een wereld creëren die kinderen en jongeren doet dromen, verbazen, leren,… maar zit je vast in een writer’s block? Wanhoop niet, het Filem’On Scriptlab komt je redden!

 

Over het Filem’On Scriptlab

In 5 momenten ondersteunen we schrijvers en scenaristen bij de verdere ontwikkeling van hun scenario voor kinderen en jongeren (tussen de 2 en 16 jaar). Ervaren script-dokters helpen je met de ontwikkeling van narratief, personages, plot,… met persoonlijke feedback en diverse schrijftechnieken. Ook vinden er sessies plaats van onze partners rond de ontwikkeling van jouw project. 

Op het programma staan ook interacties met jongeren zelf, zoals een ‘rehearsed reading’ (eerste lezing) door jonge acteurs, en ontmoetingsmomenten waarin deelnemers inzicht krijgen in het actuele jongerenleven en kunnen netwerken met film-professionals. Het scriptlab vindt plaats tijdens het Filem’On filmfestival in Brussel, van 23 oktober tot en met 6 november 2024. 

 

Waarom meedoen?

We zoeken naar passende mogelijkheden voor een follow-up.

 

Algemene criteria

  • Je bent bezig aan een script, gericht op kinderen en/of jongeren.
  • Je bezorgt ons 1 uitgewerkte scène en een synopsis van max 1 A4.
  • Je bent bereid 15 euro te betalen voor de indiening van je script.   
  • Je bent beschikbaar tijdens het festival (23 oktober – 6 november 2024). Selectie van deelnemers vindt plaats in de zomer. 
  • Het scriptlab staat open voor iedereen uit verschillende disciplines
  • We moedigen iedereen aan om een scenario in te dienen, ongeacht afkomst, gender, handicap, leeftijd,… We besteden de nodige aandacht aan de toegankelijkheid. Als filmfestival voor Jong Publiek, willen we specifiek jongeren aanmoedigen hun scenario in te dienen. 

 

Klaar om eraan te beginnen? Bezorg ons voor 26 mei 2024 je script met de vermelding van je leeftijd via Filmfreeway. Verdere informatie volgt! Nog vragen? Contacteer ons op filemon.zakelijk@gmail.com

Het Filem’On Scriptlab werd mede mogelijk gemaakt door mediarte, SABAM, de Scenaristengilde, Screen Brussels en l’Association des Scénaristes de l’Audiovisuel-Belgique (ASA).

FESTIVALWINNAARS 2023! 🏆

Na een spannende prijsuitreiking is de 17e editie van het Internationaal Filmfestival voor Jong Publiek, Filem’On tot een einde gekomen. We waren ontzettend blij om ons publiek eindelijk te kunnen verwelkomen in de Brusselse cinema’s! Het was een prachtige editie! We hebben er enorm van genoten en hopelijk jullie ook! Stiekem kijken we nu al uit naar de editie in 2024. Nog even geduld daarmee, maar dan wel nu de aankondiging van de laureaten van dit jaar!

Scroll naar beneden in het groene kader om de volledige nieuwsbrief te lezen.

speurneuzen stadsspel

De vakantie is nog niet voorbij dus Filem’on wil je even herinneren aan het super toffe stadsspel dat wij maakten! Gaan jullie de mysterieus in de Brusselse stad oplossen? Laat het ons weten! Je kunt hier het volledige spel met de kaart vinden!

Alexander Isert about META

“Improvising is not very economical”

How to do an interview about a 3.5 minute short film consisting only of transforming objects, seemingly without logic or structure? Simple… by finding someone who can tell fascinating things about a 3.5 minute short film consisting only of transforming objects. That is why we meet Alexander Isert during the Brussels Filem’on Festival with only one crucial question…

Is there a logic in what I saw, or is it all random?
Alexander Isert: The film is about change; nothing stays the same, everything evolves all the time. META stands for metamorphosis; characters and settings are changing into one another. There is a second version of this film with a Buddhist-inspired voice-over about the constant changing of things and how you don’t have to be afraid of it but accept it. Everything is connected and will finally go back into one. That is what holds this story together.

Basically it’s just objects transforming, 3,5 minutes long.
Isert: At times we improvised, we tried things out to see what happens. Improvising is not something you’ll often hear about in animation; it’s not very economical. Animation as we’ve learnt it is all about planning, but we made a film like this also for the joy of animation. The questions we asked ourselves in the process were very practical; about form, about lines, and about which object could morph into another.

How much of a Buddhist are you?
Isert: Director Antje Heyn has a soft spot for this philosophy, which is somehow integrated in the way we work.

What we see is the combination of animals, fantasy creatures, geometrical forms,… Everything can be animated…
Isert: … and everything can be integrated. The transformation I am most satisfied with is the one from a whale into a swimmer which happens quite organically.

There is also a technical side to the element of transformation. I heard you saying: everything is digital.
Isert: Morphing is a very drawn-animation-thing-to-do; it’s very appealing for animators. We translate pretty old school drawn animation into the digital realm, frame by frame, while applying all the classic rules of animation. This film could have been done on paper, but it would have been much more of an effort.

Even if it looks like not much more than an exercise, the ending has kind of an emotion to it.
Isert: If there is a narrative to it, it is that: you go through all these stages, some of them might seem a bit fearsome, but you just have to accept what is happening and in the end it all goes back to the origin. There is an emotional quality to it, as it ends full circle.

You were the animator, not the director. What’s the difference, in this case.
Isert: Protoplanet Studio consists of three people at its core, developing projects together as a team. Designer Johanna Hochholzer creates the characters and gives our films their particular look. Then there is me as an animator and Antje as director. The story development is shared between the three of us.

Endless variations are possible in morphing. Could you make 10 more films like this, or is this the ultimate morphing film you had in you?
Isert: For us and for now, this is our ultimate morphing film. It is very much about rhythm: setting certain accents on the right moment. For me animation is about knowing when what should happen and with which formal qualities. It is like making music, finding the right accents in your improvisations.

So what you’ve made is a jazz masterpiece!
Isert: Storyboarding is about reducing the efforts. But sometimes results look very much planned, repeating the same recipes, lacking a certain spontaneity. There is another approach to animating which maybe is explored too seldom, but we definitely strove for that and it was a good thing to do!

Gert Hermans

Ekaterina Ogorodnikova over KUUMBA UMBO

“Een brug tussen Afrikaanse en Europese kunst”

Een kind, een buffel en een schitterend masker vormen de ingrediënten van de wonderlijke animatiefilm KUUMBA UMBO. Tijdens het Filem’on Festival vertelde de Belgisch-Russische regisseur Ekaterina Ogorodnikova hoe deze elementen samen een verhaal vormen over een jongen die in Afrika opgroeit tot man.

KUUMBA UMBO betekent ‘De geboorte van de vorm’ in het Swahili en lijkt gesitueerd in een tijdloze wereld.
Ogorodnikova: De geboorte van de vorm is de geboorte van de wereld. Vanaf onze kindertijd tot het moment waarop we onze laatste adem uitblazen, leren we over de wereld rondom ons en proberen daarin onze plaats te vinden.

Via het verhaal van een Afrikaans masker vertelt KUUMBA UMBO over een kind dat opgroeit tot man.
Ogorodnikova: Het kind groeit op, samen met zijn vriend de buffel. We volgen hem tijdens zijn initiatierite als tiener. Hij wordt maker van maskers, de belangrijkste job in het dorp. In de openingsscène is hij in het woud op zoek naar het geschikte hout om een masker te maken dat de dorpelingen gebruiken tijdens ceremonies. De buffel uit zijn kindertijd inspireert hem voor de vorm.

In de laatste minuut verandert het verhaal van toon, wanneer dit masker opduikt in een westerse galerij of tentoonstelling.
Ogorodnikova: Toen ik aan de film begon, was het einde nog niet helemaal duidelijk. Tot ik op een dag een Afrikaans gezin in Brussel voor het raam van een kunstgalerij zag staan. Het regende en de vader, moeder en drie kinderen keken naar binnen, naar de Afrikaanse maskers en sculpturen. Ze waren ingetogen, de vader keek alsof hij in gebed was. Ik begreep: deze mensen kijken niet naar de prijs of de schoonheid van deze voorwerpen; ze zijn geïnteresseerd in iets groters, iets betekenisvol. Op dat moment kreeg het verhaal zijn definitieve vorm.

Wat is het verhaal achter dat masker?
Ogorodnikova: Het Goli Glin masker komt uit de Ivoorkust. Goli Glin, zoon van de god Nyama, is een mythische held van het Baule volk. Hij heeft elementen van een buffel en een antiloop. Het masker vormt een brug tussen de Afrikaanse en Europese kunst. Het inspireerde talrijke kubisten en fauvisten, zoals Pablo Picasso, die het gebruikte in zijn beroemde Guernica. Door het dragen van dit masker leggen de dorpelingen contact met een andere realiteit – in veel culturen transformeren mensen via de maskers die ze dragen tot andere wezens.  

Eigenlijk is het masker het hoofdpersonage van jouw film.
Ogorodnikova: De film is een ode aan het creatieproces van zulke maskers. Afrikaanse kunstenaars werken vanuit een beeld in hun gedachten. Het kan een vorm zijn uit hun herinnering, iets dat ze zagen als kind en dat door de volwassen kunstenaar wordt gematerialiseerd. Daarom toon ik de kunstenaar in al zijn levensfases. Afrikaanse beeldhouwers zijn enorm vaardige ambachtslui. Ze kennen de eigenschappen van elke houtsoort en kerven hun ideeën rechtstreeks in het materiaal, zonder voorbereidende schetsen. Ik ben zelf beeldhouwer en weet hoe moeilijk het is om een vorm te creëren rechtstreeks vanuit een beeld in je gedachten.

Hoe gaf je vorm aan dat Afrikaanse landschap?
Ogorodnikova: Ik ben nooit in Afrika geweest; ik heb dit landschap nooit met mijn eigen ogen gezien. Maar ik bekeek een heleboel boeken en documentaires over Afrikaanse kunst. Misschien heb ik dit landschap wel gedroomd…

Op sommige momenten worden objecten herleid tot pure geometrische vormen, bv. de speren die door de lucht vliegen tijdens de jacht.
Ogorodnikova: Ornamenten en motieven zijn enorm belangrijk in de Afrikaanse kunst. Geometrische vormen kunnen veel symbolische betekenissen hebben. Die vormen ritmeer ik op de muziek, wat extra dynamiek geeft aan het beeld.

De kleuren in jouw film zijn beperkt – bruin, grijs, beige – maar zo rijk aan tinten en schakeringen!
Ogorodnikova: Op een speciaal soort aquarelpapier schilderde ik talloze achtergronden; duizenden schetsen met enkel kleurenpatronen; geen computerkleuren maar het resultaat van eindeloos veel experimenten.

Jouw oorspronkelijke achtergrond ligt niet in de animatiefilm.
Ogorodnikova: Ik studeerde in St. Petersburg aan de Kunstacademie in de richting Monumentale en Schone Kunsten. Daar creëerde ik monumentale werken, zoals fresco’s en mozaïeken. Sinds twee jaar woon ik in België, in Gent, waar mijn man een bedrijf heeft.

Hoe kwam je dan bij deze animatiefilm terecht?
Ogorodnikova: Ik behaalde aan de Universiteit van St. Petersburg mijn diploma in Film & Televisie, Afdeling Animatie. Mijn debuutfilm LOVE PRAY FIGHT maakte ik voor een tentoonstelling van Indiase kunst in Brussel. In mijn animatiestudio werkte ik aan een heleboel films met mijn jongste zoon, o.a. THE DOG STORY die zo’n 15 prijzen won op jeugdfilmfestivals. Animatie gaf me een nieuwe taal om over verschillende werelden te praten. Voor een grote tentoonstelling van Afrikaanse kunst in het Hermitage Paleis in St. Petersburg contacteerde de curator mij met de vraag om een korte animatiefilm te maken. De Hermitage heeft een rijke collectie waaruit ik een object mocht kiezen. Ik vond dit Goli Glin masker een interessante keuze. Dit was mijn eerste grote animatieproject.

En zullen er nog meer volgen?
Ogorodnikova: Ik zou graag een serie films maken over de geboorte van de vorm in andere culturen. Ik heb al een verhaal en een animatieschets over de boeddhistische sculpturen van Avalokiteshvara klaar. Film is als een kind dat zich aan mij vastklampt. Als je een sculptuur hebt afgewerkt, ben je er ook mee klaar. Maar KUUMBA UMBO houdt me al heel lang bezig; ik reis in de voetsporen van die film.

Gert Hermans

Amitabh Reza Chowdhury about RICKSHAW GIRL

“A beautiful noise all over Bangladesh”

In the most wonderful colours, Amitabh Reza Chowdhury’s RICKSHAW GIRL depicts all kinds of injustice in the villages and towns of Bangladesh. Naima, a young girl who wants to help her ailing father, encounters abuse of power, discrimination and social inequality while cycling the streets of Dhaka with her rickshaw. But with all those things going wrong on a structural level, one hopeful message of RICKSHAW GIRL is that with the right, honest people in the right position, many problems can be solved on an individual level.

What is this rickshaw culture all about?
Amitabh Reza Chowdhury: Cycle rickshaws were first introduced in Calcutta around 1930. European jute exporters imported them in Bangladesh for their personal use. The new vehicle roused great curiosity among the people of Dhaka, who were used to horse carriages, palanquins and city-canal boats. These rickshaws didn’t receive a very enthusiastic response, until rickshaw culture grew big in the eighties. Initially rickshaws were painted with cinema posters, not as a part of a marketing campaign; it simply could be any kind of poster that painters found interesting. When for religious reasons, the depiction of the human face on rickshaws was banned, they started painting animals. Do you remember Naima got involved in a quarrel with a guy and then painted him as a rat? This is a typical motive used for such decorations.

You frame them in a wonderful way.
Chowdhury: This is the art direction of the streets in Dhaka. It didn’t need framing, it was all there. Whatever you see in the streets in this film is natural; only for the interiors we did some art direction.

To pull a rickshaw, you need to be a man.
Chowdhury: In Bangladesh, there are no more than two or three female rickshaw pullers. It simply never happens. Women can do daily labour in brick factories or shipyards, but the rickshaw business still isn’t ready for it.

This is not as much a film about the unfair position of women in society as I thought it was?
Chowdhury: This is not a feminist film; this is a humanist film about any person, struggling to make a living in Dhaka city.

Still we hear a woman saying that ‘there is no pride in being a man’.
Chowdhury: I wrote this character named Marium into the film. After the death of her husband she is now running a rickshaw business as an empowered woman who knows that regardless of being a man or woman, you can achieve anything you want in this life.

Nevertheless I saw a big tragedy in the scene in which Naima turns herself into a boy. When she cuts her hair, that is falling on the floor, it’s like by losing her femininity, she loses her greatest good.
Chowdhury: She is passionate about rickshaw riding, and if that is the only job she will accept, becoming a boy is the price she pays. Even if that includes cutting off her hair. For a Bengali girl, long hair is the ultimate significance of beauty. Still she cuts it because she wants to earn a living by doing the thing that she enjoys most. Like me. I graduated in economics, I could make a living on economic development studies and many people wonder why I don’t do it, as life on a film set is hard. But I want this job, and I will do whatever is required for it. In the whole narrative structure of the film, that scene is one of the emotional climax points. 

What about the scene with the bird?
Chowdhury: In Bangladesh, there is a situation I strongly want to criticise. Girls and boys are coming to the city to work in housekeeping, but when being hired, their employers lock them inside the house. They turn them into prisoners. Like a bird locked in a cage. When Naima sees this bird outside and wants to help it, she can’t because she is caged. In the morning when the door opens, she runs out like a bird flying out of its cage.

Both in the city and in the village, there is a lot of shouting going on. Bangladesh seems to be a noisy country.
Chowdhury: Extremely noisy! With very different kinds of noises, like the honking, going on all day long. Most people initially come from a riverside area, from the delta. When you’re on one bank of the river, and you see a family on the other bank, you will go like “hey, how are you?!” When moving to the city, people still act the same. “Hey boy!!” That is the normal amount of decibels they produce. It creates a beautiful noise all over Bangladesh that I found very enjoyable; it is the purest beauty of Bangladesh. 

I thought there was often also a kind of aggression involved, based on power positions.
Chowdhury: Shouting is considered a power indeed. In the village this powerful guy – the second man of the city commissioner – holds a dominant position, which allows him to shout, beat others and use bad language. The disrespect from rich people towards the poor, or from the authorities towards citizens is highly prevalent in our society. I wanted this film to launch a dialogue with society and ask: “Do you see what is happening? If you don’t like what is going on, do something about it.

By telling about the struggle of one girl, you open the spectrum for telling about the struggle of women in general and the struggle of the poor…
Chowdhury: In Dhaka, you have to fight for every basic right; there is nothing like the right to food or health or education. So everyone claims their own rights. Bengalese people are strugglers; we are fighters by default. We fought for 9 months to get our freedom in 1971, we fought against the British, against Pakistan… and still we are living the post-colonial era in a typical capitalist country where everyone fights for his own class. The middle class is very limited; 70% of the people belong to the poor class. Most slums and houses are illegal; people made them their home and now that they live there, they claim their rights. The film actually had two endings. I shot another ending with the police tearing down the entire slum. But after seeing the film, I felt it was lacking hope, it was too negative. So I reshot the scene and added the animation.

What about the animation in that closing scene?
Chowdhury: The rickshaw paintings are one of the film’s vibrant main characters that we could bring to life through movement. I asked the SICO animation team from Bangladesh to create the concept. Starting from a live action shot with Naima on a roof, we aimed for a smooth transition to animation. The roof that she stands on was painted, which took us 10 days. Then we created some very subtle movement when the moon starts rising; that is the first animated element. I didn’t want to go beyond reality, which is why only in the last part the full animation happens.

Naima’s paintings are so elegant and beautiful!
Chowdhury: All the rickshaw paintings were made by a young, underestimated artist named Sulehman. He makes these brilliant paintings as if they were in 3D. Our production designer explained to him the concept and the stages, and he painted them brilliantly. When Sulehman was working on the peacock, I told him this was a wide shot “so we don’t need the eyes in detail”. He looked at me and sighed “You don’t understand about art!” 

I’ve seldom seen a film in which colours had the same intensity.
Chowdhury: I wanted this film to look like rickshaw paintings, that are full of specific colours. The paintings always have balance and symmetry and often use the same motives. The peacock is a commonly used motif, because peacocks have the colour. 

Even the industrial scenes are of splendid beauty.
Chowdhury: They were shot at a sugar cane factory in Pabna. Because of the rhythm of sugar cultivation, the factory is operational for six months, and the next six months it is closed. That is when we did the shooting.

For those who found their purpose, even the ugly is beautiful,” one says in the film.
Chowdhury: That is my personal belief. Bangladesh is going through troubled times, but if you would offer me citizenship in a well-developed country, why would I accept? In Bangladesh I have a purpose; I was born there, together with many other struggling people and I want to tell their story. How would you define ugliness? In his book ON UGLINESS Umberto Eco explains how ugliness is defined from a western cultural perspective. It is my understanding of reality that ugliness has a beauty in it, you just need to find it. Art is not to be found in museums. In North Bangladesh women paint the doors and walls of their houses in the most beautiful ways. I don’t consider art only to be manifested on an institutional basis. Art can come from real people with no background in art history. Art grows inside you and it will find a way to manifests itself, and people will notice you.

The magic of cinema is a recurring theme in films from the Indian subcontinent.
Chowdhury: The song-and-dance scene in my film refers to the dreams that these films offer. It is not the kind of cinema that I am making but these lovely films make us happy and bring a smile to people’s faces. I celebrate the magic of song-and-dance-cinema!

How does the film industry in Bangladesh relate to the big brother in India?
Chowdhury: The same way European cinema relates to Hollywood. Every day a new generation of filmmakers fights against the Bollywood hegemony. In some parts of India, like in Calcutta, Bengali films already gained a certain dominance through several box office hits. But we haven’t had children’s films over the last 20 years. Even the big films don’t sell, so why would a children’s film sell? My film did well in the festivals – I got awarded in Schlingel! – but still it doesn’t sell anywhere.

 

Gert Hermans

FILEM’ON X KIDS REGIO

Panel “Telling stories for the new generation of European Cultural Diversity; co-production and cooperation through the lens of  European Children’s Film”

Participants and guests were warmly welcomed by Hilde Steenssens, representing the Filem’On festival, co-hosting this event together with KIDS Regio. Today’s moderator Elisabeth Wenk (KIDS Regio) in her introduction referred to her own first cinema experience and the impact it had. Films for young audiences can work as a tool to develop a sense for style and aesthetics, and to create one’s personal identity within the bigger context of a European cultural identity. 

PART 1: GOOD PRACTICES (4 PRESENTATIONS)

  1. Camiel Schouwenaar, director of BIGMAN (The Netherlands / Germany)

The genesis of this film, produced by the Dutch company Rinkel Film, reflects the importance of European cooperation.

  • Financing came from several European sources, like the Dutch Film Fund, Eurimages, the Cultural Fund, MDM, etc. With a big player like Netflix on board, financing went fast and smoothly.
  • Tasks were divided between two co-producing nations (for instance, sound, make-up and colour-grading were done by the German partner).
  • Development in the Cinekid Script Lab (coaching, structuring the script) and the Cinekid Directors Lab (preparing the shooting). Both pan-European programmes brought a profound added value to the project.
  • For a film primarily targeting a domestic audience, the success in the festival circuit is a proof of its international appeal and of a universal appreciation.

Camiel Schouwenaar on directing young actors:

  • A good casting is crucial, in terms of both the acting and the energy to endure and not to give up. The young cast all together should have the right dynamics. Therefor you can make them spend time together already before the shooting starts.
  • The focus is on the quality of the script, to which young actors can add surprising elements and give great new impulses.
  • Plenty of patience and diplomacy, and a solid preparation are needed to make it a positive experience, like it has been with BIGMAN.
  1. Anna J. Ljungmark, producer of GABI, BETWEEN AGES 8 AND 13

Anna J. Ljungmark is producer, consultant, production editor,… for ‘House of Real’.

GABI, BETWEEN AGES 8 AND 13 follows a young person in its process of growing up, which has its consequences:

  • Being extremely careful with content
  • Getting the entire family involved (“but we wanted to stay 100% focused on Gabi”)
  • Getting the school involved
  • Permission is always required.

Several obstacles occurred:

  • TV station TV8 considered the protagonist too vulnerable and foresaw the risk of exploitation, which scared off other broadcasters.
  • Financing came from National Swedish Funding bodies, like the National Film Institute and the regional Film I Skåne + support from Creative Europe.
  • The business model was risky: production came first, financing came second place (and was only finalized in a late stadium of production). Documentary makers can’t waste time!
  • GABI was not financed nor labelled or promoted as a children’s film.

Current situation: the film has been traveling to 30 countries already, was awarded, sold to broadcasters, etc. Nevertheless the domestic cinema release in Sweden was problematic, as the target audience wasn’t clearly defined. Impact creation was done for very specific screenings. 

  1. Ljubica Lukovic, script writer of HOW I LEARNED TO FLY

This Serbian-Croatian-Slovak-Bulgarian co-production was made after a script debut, based on a novel.

Challenges in writing:

  • The delicate aspect of war that required 12 draft versions of the script;
  • Combining 2 perspectives: Sofia and Grandma:
  • Set in a specific time, so how to make sure to capture “the youth of today”? (young actors were involved in that process);
  • Bringing to life Sofia’s rich phantasy world by using animations;
  • Language problems to be solved (Serbian versus Croatian).

Challenges in shooting:

  • Touristic region = busy region = expensive region;
  • Extra Covid-measures were required;
  • Weather circumstances were difficult;
  • No extras on the set, so crew members served as extra actors.

Co-production circumstances:

  • Funding from Creative Europe Media was crucial;
  • Producing in low-capacity countries is key!
  • Location scouting and casting was done in 3 countries.

Promotion:

  • Targeting two different audience sections (kids 8–10; mothers 35+) with different trailers;
  • ‘Feel good’ as key word;
  • Croatian premiere in the arena of the prestigious Pula Film Festival;
  • Making the film travel to small villages without cinema accommodation.

Result: number 1 in Serbian cinemas!

Conclusions:

  • Kids’ choices regarding films to watch are steered by what the cinemas offer them. If we offer an alternative, they might choose for it.
  • The tone of the story: Kindness can be cool!
  • Children’s films can and should reflect the reality, not shying away from serious topics like war, with family reconciliation as a narrative background to our story.
  • There was a narrative layer attracting the parents and adults.

 

  1. Viviane Vanfleteren, producer of TITINA

This Norwegian animation in co-production with Belgium, telling a semi-realistic story about the first dog on the North Pole, has been successfully released in Norway. The marketing campaign was mainly targeting family audience with a well-known story, and famous actors doing the dubbing. There was one special open air screening with dogs in Bergen.

Co-production set up:

Only 2 countries were involved, which is both challenging and easy; control over one production pipeline can relatively easy be maintained. The development was done in Norway (2014), Belgium partnered in 2017. The total budget was € 8,2 million (increasing in a later stadium) for a production with a rather costly style of animation.

  • Animation has a longer lifespan than live action;
  • Already sold to 25 countries;
  • No streamer on board; the entire focus is on a full cinema release + TV. 

 

PART 2: PANEL – Searching for common grounds

Extra panel member: Bernadette Forsthuber (Creative Europe Media)

 

What is the ‘super power’ of children’s film? Or in other words: What is its cultural impact?

Camiel Schouwenaar: These are stories from which you can learn about life, about others, watching other children with whom you can sympathize. Film education should not only deal with film techniques but also with content and stories.

Viviane Vanfleteren: Only films for pre-schoolers we still classify as “children’s films”, all film targeting an 8+ age group we consider as “movies”. We must seek for new qualifications and labels, not simply based on the element of violence, which can also be found in widely accepted titles like BAMBI, SNOWWHITE, THE LION KING, etc.

Anna J. Ljungmark: Children’s films are perceived differently and don’t get the same artistic acclaim as other titles. That’s why during the financing and production process, we never labelled our film as such. For marketing reasons we also refused to premier in a festival’s children section, as this would have resulted in less cinema screening windows and less media attention.

The importance of the development trajectory

Ljubica Lukovic: We made use of several development trajectories, which felt as a necessity as we wanted our film to travel, even with an initially local story. Script doctors have profoundly helped us to reach that goal.

How does this international funding system work?

Bernadette Forsthuber: Creative Europe supports training initiatives and markets; the final choice of film projects is made by the training initiatives. We aim for a balanced geographical spreading, which could even include non-European participants. 

We’re happy with the growing amount of projects from low capacity countries and the attention given to co-development and film education.

We support seven children’s film festivals in a festival network. 

Anna J. Ljungmark: My experience tells me: the better the budget, the better the film. Another key to a good film is the development and the time you invest in it. That is why training programmes are crucial.

What is the importance of co-production?

Anna J. Ljungmark: Co-producing will always create extra problems, for instance with languages, paperwork, and especially the international Covid situation. But producers often build networks through regular producing with the same partners.

Camiel Schouwenaar: Co-production should leave room for filmmakers to follow their own intuition. In our case we struggled with finding the right composer within our co-production agreement.

Viviane Vanfleteren: I would love to work more often with low capacity countries, but salaries here are simply too high.

Which stories should be told?

Ljubica Lukovic: This question should be answered by the children themselves; we should consult them about every aspect. Not only about the perspective of the child, but about the topic and how you present it.

What does Creative Europe want from producers?

Bernadette Forsthuber: Cooperation is crucial. That is why we need to get to know each other; we need to know what you are working on. Among European films, children’s films are often among the most successful – even scoring top 10 positions – so we should understand their potential.

This forum was organised in cooperation with the Vertretung des Freistaats Thüringen bei der EU, with the support of ECFA and the Creative Europe Media Desk.

Report: Gert Hermans

 

FESTIVALWINNAARS 2022! 🏆

Na een spannende prijsuitreiking is de 16e editie van het Internationaal Filmfestival voor Jong Publiek, Filem’On tot een einde gekomen. We waren ontzettend blij om ons publiek eindelijk te kunnen verwelkomen in de Brusselse cinema’s! Het was een prachtige editie. We hebben er enorm van genoten en hopelijk jullie ook! Stiekem kijken we nu al uit naar de editie in 2023. Nog even geduld daarmee, maar dan wel nu de aankondiging van de alle laureaten van dit jaar!

Scroll naar beneden in het groene kader om de volledige nieuwsbrief te lezen.

FILEM’ON x SABAM FOR CULTURE

Filem’On lanceert een oproep aan filmstudenten en jonge filmmakers voor een pitch voor een fictie-of documentaire film voor kinderen of tieners. Filem’On organiseert in samenwerking met Mediarte een workshop pitchen, waarin je alle in-en outs van het pitchen zal leren. Daarnaast worden 6 projecten geselecteerd die kans krijgen om hun kinder-en jeugdfilmproject te pitchen in aanwezigheid van producenten, met telkens persoonlijk feedback. Deze pitchsessie vindt plaats tijdens het Filem’On filmfestival op vrijdag 4 november in Brussel (tijdstip en locatie nog te bevestigen). De regisseur/scenarist met de beste pitch maakt kans op een schrijfbeurs van 500 euro aangeboden door Filem’On met steun van SABAM. Er worden twee prijzen weggeven, één voor een Nederlandstalig en één voor een Franstalig project. De workshop pitchen is openbaar voor iedereen, van filmstudent tot geïnteresseerde filmmakers.

We vragen een :
-fiche met persoonlijke en technische info (volledige naam, korte bio, genre, doelgroep leeftijd, duur (lang of kort))
-korte samenvatting van max 500 karakters
-bijkomende synopsis van max 2 A4 pagina’s (met intentie inbegrepen)

Voorwaarden :
– zowel pitch voor kort- als langspeelfilm komt in aanmerking.
– enkel kinder- en jeugdfilms komen in aanmerking (doelgroep – 2 tot 16 jaar)
– enkel fictie of docu wordt aanvaard.
– de regisseur en/of scenariste moet aanwezig zijn op het presentatie-moment op vrijdag 4 november in Brussel
(uur en locatie nog af te spreken).

 

Als je wil deelnemen aan de pitchsessies voor de jury, stuur dan je pitch voor 30 september naar hilde@filemon.be

GIVEAWAY

GIVEAWAY

Filem’on wilt jullie, onze kinderfilm fanaten, in de watten leggen. Of beter gezegd, op avontuur laten gaan! Daarom geven wij twee tickets weg voor “een stapje in de wereld” voor de filmvertoning van 19/3/2022 in @de_studio. PS: het is dan ook vaderdag 😉

Wat moet je doen om kans te maken?
💛Volg onze instagram
@filemonfilmfestival
💛Like deze post
💛Tag een vriend in de comments die ook van kinderfilm houdt

De winnaar wordt op 15/3 aangekondigd. Succes!